
Anno Domini 3 mei MMXV
Wederom waart er door gans den Hoek van Holland een zenuwachtig,
schier niet te verklaren, spook. Velen zijn bezweken voor zijn
onweerstaanbare lokroepen. Het is het spook der Koningsverschieting.
Maanden van te voren waren jongelieden en voor die tijd al heel modern,
jongevrouwenlieden, ja, ja, zo noemde ze dat in die eeuw van nobele
handboogschutters, bezig, om hun bekwaamheid met den handboog
verder te ontwikkelen. Dit uiteraard onder de bezielende toe zichten van
hun leermeesters.
De oudere garde der boogschutters keken glimlachend toe naar het
luidruchtige gebeuren der jonge schutters. Zij hadden zich reeds
bekwaamd met dezen verschietingen, enkele onder hen waren begiftigd
met den titel Koning of als men allen, voor de derden achtereenvolgend
keer in het strijdperk had doen struikelen,de hoogst mogelijke
onderscheiding KEIZER. Nochtans waren er geen Koninginnen of
Keizerinnen. De ouderen en jongelieden en de jongevrouwenlieden, die
zulk een eerdere verschieting hadden mee mogen maken, verheugden
zich al op de afloop en het gebeuren daarna. Immers zij wisten dan dat er
een grote schranspartij zou plaatsvinden, overspoeld met kostelijke wijn
en gerstenat. Een week hiervoor was er door enkele van de organisatoren
reeds op wild gejaagd, wat zij lieten klaar maken bij de gildeslagers.
Des zondags 3 mei was het weer zover. De Koningsverschieting.
De Zandloper gaf half aan voor elf uur, het tijdstip waar op de sportieve
handboogstrijd zou gaan ontbranden. Alvorens men zich naar het
strijdtoneel begaf, werd eerst nog bruine hete melk of water met
pietepeuterige kleine blaadjes of gerstenat genuttigd.
Daarna begaf men zich naar het strijdperk! Op 60 voet afstand waren de
blazoenen bevestigd op een groot stropak. Wel 12 blazoenen!!
Een gekrakeel van stemmen door elkander heen, oud en jong en die zich
jong voelt en die zich oud voelt, krakeelden mee.
Daar verscheen rustig zoals altijd met een indringende stem de
toernooileider. Op de hem zo karakteristieke wijze deelde hij de
handboogschutters in. De nervositeit nam van een ieder bezit, NU ging
het gebeuren. Om een ieder ongeoefend, geoefend, beter dan geoefend,
de geoefendste even door dit buikkrampende moment heen te trekken,
werd afgesproken om 2 maal 3 pijlen bij wijze van proeve af te schieten
op het blazoen. Daar klonk het trompetgeschal met zijn eentonige geluid,
uit een opgehangen kastje met zo leek het helder geslepen vensterglas.
De pijlen werden gelost. Bij de jongere schutters sneller dan bij de oudere
jongere en de oude oudere schutter deden er nog minder sneller over.
De strijd ontbrandde hierna in alle sportieve hevigheid, men gunde elkaar
geen millimeter op het blazoen. Hoe splijt/verschroei ik door wrijving.
zijn/haar pijl. De oeis en aais waren niet van de lucht
De wedstrijd ging verder, door de hoeveelheid pijlen die werden
geschoten en de daardoor ontstane luchtwrijving, werd het allengs
warmer en warmer. Gelukkig daar was een rustpauze voor de schutters.
Koude dranken werden naar binnengeklokt.
Na de onderbreking ging het verder en verder, ronde na ronde, veel
schutters vielen af, uiteindelijk waren er een aantal die om de titel,
Koning, 1e ridder, 2e ridder, 1e schildknaap, 2e schildknaap verder mochten
strijden.
Een uitzonderlijke prijs werd toegekend aan de meest onfortuinlijke
schutter of schutster van de dag. De zogenoemde NARRENKAP prijs.
Een van de koningen bood deze Nar na afloop gelijk een arbeidscontract
aan, wat bestond uit een lease-pony, abacus en tam-tam trommel.
De strijd was gestreden, koningen werden gehuldigd, ridders geslagen,
schildknapen werden benoemd……………..en daarna was het feest, het vuur
der houtskolen brandde, vlees werd geroosterd, gebraden, gebakken,
salades werden aangerukt. Het bier vloeide rijkelijk, de wijnkroezen
gingen van hand tot hand.
Het was een uitzinnige geslaagde koningsverschieting, waar men nog lang
over sprak bij het knappend haardvuur op de korte zomeravond.
Aldus uw vertellende troubadour
Hans Deijl
